banier
lijntje lijntje
back
Zuidelijke boomsprinkhaan Meconema meridionale

De zuidelijke boomsprinkhaan is ongeveer even groot als de gewone boomsprinkhaan: hij wordt 11 tot 16 mm lang. De vrouwtjes zijn iets groter dan de mannetjes. De twee soorten lijken veel op elkaar, maar zijn gemakkelijk uit elkaar te houden door te kijken naar de vleugels. De boomsprinkhaan heeft grote, dicht beaderde vleugels, de zuidelijke boomsprinkhaan heeft piepkleine vleugeltjes die ongeveer net zo groot zijn als het schildje. Het dier op de foto's hiernaast is dus geen nimf, maar een volwassen vrouwtje. Aan de bovenkant zien we twee korte roodbruine lijntjes en over het gehele lichaam loopt een gelige streep die bij de boomsprinkhaan ontbreekt. De punt van de legbuis van het vrouwtje is roodachtig.

Ook de nimfen zijn uit elkaar te houden door te kijken naar de vleugelaanleg. Bij de boomsprinkhaan zien we de aanleg van vier vleugels, bij de zuidelijke boomsprinkhaan van slechts twee vleugels. De nimfen zien we vooral in juni en juli. De volwassen diertjes duiken op in augustus en worden gezien tot in november. Om vrouwtjes te trekken trommelt het mannetje op een boomblad, een voor mensen nauwelijks te horen geluid. De zuidelijke boomsprinkhaan eet hoofdzakelijk kleine insecten, zoals bladluizen.

Zoals de naam al doet vermoeden is de zuidelijke boomsprinkhaan een soort van Zuid-Europa. Hij rukt steeds verder op naar het noorden. Begin jaren '90 van de vorige eeuw gevonden in Noord-Frankrijk, enkele jaren later ook in België en Nederland. Hij dook in 2001 voor het eerst op in Engeland. Je zult de twee soorten niet vaak samen aantreffen. De zuidelijke boomsprinkhaan houdt van warmte. In dorpen en vooral steden is het duidelijk warmer dan op het platteland. De zuidelijke boomsprinkhaan is dan ook een stadssoort. De gewone boomsprinkhaan tref je vooral aan op het platteland en in de vrije natuur.