banier
lijntje lijntje
back
Spuugbeestje Philaenus spumarius

Het spuugbeestje is enorm variabel. Het is 6 tot 8 millimeter lang en is gelig bruin, donkerbruin of zwart met enkele lichtere vlekken. Sommige dieren zijn geheel zwart, zonder enige tekening. Maar er komen ook diertjes voor die bijna geheel wit zijn met slechts enkele donkere vlekjes of lijntjes. In een aantal variaties lijkt het spuugbeestje heel erg veel op Aphrophora alni. Het spuugbeestje is meestal iets kleiner. Bovendien is hij geheel behaard. Die haartjes zijn echter heel erg kort en lastig te zien. En diertjes met zo'n lichte, brede dwarsband over het achterlijf, direct achter de kop, zoals op de foto's , zijn altijd spuugbeestjes. Aphrophora alni heeft nooit zo'n band. Maar let wel: lang niet alle spuugbeestjes hebben die band. De larven van de twee soorten zijn anders van kleur. De larven van Aphrophora alni zijn rood, die van het spuugbeestje geelachtig groen. Bovendien leven de larven van Aphrophora alni hoog in planten, de larven van het spuugbeestje vinden we meestal laag in de plant: op de stengel vlak boven de grond, of op de wortels. In sommige planten echter zit ook het spuugbeestje vaak hoog en droog, zoals op brem en koekoeksbloemen.

Volwassen spuugbeestjes verschijnen aan het begin van de zomer. Ze leggen hun eitjes op heel veel verschillende planten (zo'n 150 soorten staan bekend als gastheer). Het ei kan meteen uitkomen, maar als de omstandigheden ongunstig zijn, kan het heel lang duren voor het uitkomt. De pas uitgekomen larve steekt zijn snuit in de ader van de plant en begint het plantsap op te zuigen. Dat sap bevat heel veel suiker. Na enkele uren scheidt de larve een zoetige substantie af die vergelijkbaar is met de honingdauw van bladluizen. Maar de larve scheidt ook een soort was uit. Als er genoeg van dat mengsel is, begint de larve erin te blazen. En het spul lijkt dan op zeep en vormt belletjes. Eenmaal volledig bedekt met schuim is de larve veilig. De meeste rovers, zoals vogels en vliegen laten het schuim met rust. Slechts een paar graafwespen zijn in staat om de larve uit zijn schuim te trekken en een paar wantsen zuigen de larven uit dwars door het schuim heen. De larve leeft 2 tot 3 maanden in het schuim.

Het spuugbeestje kan schadelijk zijn in de teelt van een aantal lage gewassen, zoals gras, alfa alfa en klaver. Op hoge planten kan hij een gal veroorzaken. Dat is dan een zogenaamde facultatieve gal, want de larve heeft er zelf niets aan. Bij gewone gallen leeft de larve van de veroorzaker in de gal. Daarbuiten gaat hij dood. Maar de larve van het schuimbeestje leeft in zijn schuim en niet in een gal.

Een volwassen schuimcicade kan heel goed springen. Sterker nog gegeven zijn gewicht en omvang is het de beste springer uit het hele dierenrijk. Het 7 millimeter lange diertje kan namelijk 70 centimeter hoog springen. Genoeg om aan de meeste vijanden te kunnen ontkomen.

Het spuugbeestje staat ook bekend onder de volgende andere namen: schuimcicade, schuimbeestje, koekoeksspog, schuimdiertje en spuugcicade.