banier
lijntje lijntje
back
Brilglasvleugelwants Stictopleurus abutilon

De brilglasvleugelwants en z'n broertje de grijze glasvleugelwants komen allebei steeds meer in Nederland voor, hoewel ze zo'n 15 jaar geleden beide nog zeer zeldzaam waren. De soorten gelijken heel veel op elkaar. In België komt ook nog Stictopleurus crassicornis voor. Om ze uit elkaar te houden moet je letten op de volgende kenmerken. Stictopleurus crassicornis herken je aan het uiteinde van het scutellum (het schildje): dat is spits. Bij de andere twee is het rond. De grondkleur van de overige twee verschilt iets van elkaar: de brilglasvleugelwants is altijd bruinig, soms met een wat gelige inslag. De grijze glasvleugelwants is altijd grijzig tot zwart en mist het warme van het bruinige van de brilglasvleugelwants. Het uiteinde van het scutellum is bij de brilglasvleugelwants rond en breed. Bij de grijze glasvleugelwants rond en smal. Het halsschild is bij de brilglasvleugelwants geheel en regelmatig gestippeld. De tekening vooraan bestaat uit twee halve en niet gesloten cirkeltjes. Er loopt een vaag bandje tussen de twee halve cirkeltjes. Dat bandje is in het midden onderbroken. Het geheel doet een beetje denken aan een leesbrilletje. Het halsschild van de grijze glasvleugelwants is iets zwakker en onregelmatiger gestippeld. Vooraan zit een sterk gestippeld gedeelte. Bij goed getekende exemplaren is de aanwezigheid van het brilletje doorslaggevend. Zwak getekende dieren zijn vaak erg lastig te herkennen. De drie soorten bereiken een lengte tussen de 6,6 en 8,5mm. De larven in de onderste drie foto's kunnen ook van de grijze glasvleugelwants zijn, omdat ze niet of nauwelijks van elkaar zijn te onderscheiden.

De volwassen dieren leggen in het voorjaar hun eitjes. De larven zien we vanaf juni. Ze leven op kruiskruid en andere composieten. In september bereiken de eerste het imago-stadium. Vanaf midden september tot soms eind oktober kunnen larven en volwassen dieren naast elkaar gezien worden. Vanaf oktober zoeken de volwassen dieren een plekje om te overwinteren. Na de overwintering komen ze bij geschikte temperaturen weer te overschijn. Dan wordt pas gepaard. De larven lijken veel op de ouders, maar zijn licht behaard.

De brilglasvleugelwants was een soort van midden-Europa. Hij heeft in de jaren '90 van de vorige eeuw zijn gebied flink naar het noorden uitgebreid en is nu te vinden in onder meer Engeland en Denemarken. De mars noordwaarts gaat overigens nog steeds door. Het is in Nederland een vrij algemene soort. Het dier vinden we vooral op de zandgronden, want het houdt van warmte en geeft de voorkeur aan een wat droger biotoop.

Recentelijk is besloten deze familie alleen nog maar met de naam glasvleugelwantsen aan te duiden. Daarvoor werd de naam knotswantsen ook wel gebruikt voor deze familie. De brilglasvleugelwants werd in het verleden ook wel de tweelingbrilknotswants genoemd.