Zuringuil Acronicta rumicis
De zuringuil is een middelgroot, nogal variabel uiltje. Naast fraai getekende exemplaren komen ook zeer donkere dieren voor, soms op het zwarte af. Je kunt ze het gemakkelijkst herkennen aan de witte vlek ongeveer ter hoogte van de niervlek, maar dan vlak bij de achterrand van de voorvleugel. Deze witte vlek, soms zijn het er twee, is ook in ongetekende, zeer donkere dieren altijd zichtbaar. De onderste twee foto's hiernaast zijn niet erg bruikbaar, omdat ze een net uitgeslopen exemplaar laten zien. Volledig opgedroogde en uitgekleurde dieren zijn meestal veel donkerder en minder getekend. De spanwijdte beloopt 34 tot 44 mm.
De zuringuil legt de eerste eieren in mei. Ze komen na ongeveer een week uit en de rups voltooid zijn ontwikkeling snel. Bij ons zijn er dan ook twee of zelfs drie generaties per jaar. De laatste eitjes worden in augustus gelegd. Tegen het einde van september verpoppen deze om te overwinteren. Daartoe spint de rups een perkamentachtige kokon. Deze wordt niet alleen gemaakt van spinsel, maar ook van lichaamsharen. De kokon wordt soms op de grond gemaakt, maar meestal net boven de grond in de kruidlaag. In april verschijnen dan de eerste vlinders van het jaar. De rupsen zijn opvallend gekleurd en sterk behaard, een uitzondering in de uilenfamilie. De basiskleur is donkerbruin tot zwart. Op de rug zitten witte vlekken en bruine haarborstels. Langs de zijkanten loopt een rode streep met opvallende witte vlekken. Ook hier bruine haarborstels. Net boven deze streep zijn de spiracula opvallend aanwezig als witte stippen. De rupsen worden 35 tot 40 mm lang. We vinden ze niet alleen op zuring, maar ook op andere lagere planten, vooral weegbree, hogere planten, zoals distels,struiken, zoals braam en meidoorn en zelfs bomen, zoals wilgen. Wordt in tuinen wel op rozen gevonden.
Omdat hij in drie generaties vliegt, heeft de Zuringuil een lange vliegtijd. Hij kan worden gezien van april tot eind September, maar piekt van begin juli tot midden augustus. Vliegt uitsluitend 's nachts, maar bezoekt regelmatig bloemen, komt op smeer af en ook dikwijls op licht. We zien hem dikwijls in tuinen, waar hij zowel bloemen bezoekt als op licht afkomt. Een tamelijk gewoon uiltje op de zandgronden en in de duinen, maar schaars tot ontbrekend in de kleigebieden van Zeeland, Holland en Friesland. Ook elders een vrij gewone soort, die echter het noorden van Schotland en Scandinavië mijdt. Vliegt in Engeland in twee generaties en in Wales en midden-Scandinavië in slechts één generatie.
NB Deze soort wordt ook wel Zuringvlinder genoemd.