Zwartstipvlinder Agrochola lota
De voorvleugel van de zwartstipvlinder is 15 tot 18 mm lang. Dat betekent dat het diertje een spanwijdte heeft tot 40 mm. Voor de achterrand van de voorvleugel loopt meestal een duidelijke rode lijn. Maar in afgevlogen exemplaren, zoals op de foto, kan die lijn totaal zijn vervaagd. Wat blijft is de intens zwarte stip op de vleugel. Bij de gelijkende geelbruine herfstuil is die stip altijd minder fel.
De zwartstipvlinder vliegt van september tot in november in één generatie. De vrouwtjes zetten elk eitje apart af op een tak van de waardplant. De waardplanten zijn wilg, es en populier. De jonge rupsjes eten van de zich ontwikkelende katjes, de oudere rupsen eten van de blaadjes. Ze eten alleen 's-nachts en verschuilen zich overdag tussen samengesponnen blaadjes van de waardplant. Tegen eind juni zijn de rupsen volgroeid. Ze laten zich op de grond vallen en verpoppen in een klein zelfgegraven holletje. Na ongeveer 6 weken verschijnen dan de eerste volwassen vlinders.
De zwartstipvlinder is in geheel Nederland te vinden, daar waar de waardplanten zijn. Ook overigens in Europa een gewone soort, met uitzondering van het hoge noorden, waar het een sterk lokale soort is.