banier
lijntje lijntje
back
Bruin lieveheersbeestje Aphidecta obliterata

Het bruine lieveheersbeestje is een tamelijk kleine soort die zo'n 3,5 tot 5 mm lang wordt. Hij is er in twee kleuren: bruin en zwart. De bruine kunnen gemakkelijk worden benoemd: op het witte nekschild staat een duidelijke "M". Enkele andere soorten kunnen dezelfde bruine kleur hebben, vooral als ze nog niet zijn uitgekleurd, maar geen enkele heeft dezelfde "M" op het nekschild. De zwarte, soms met bruine vlekken of strepen op de dekschilden zijn wat lastiger. Toch helpt ook hier het goed bekijken van de nekschilden, want die zijn meestal geheel zwart, zonder andere kleur of tekening.

De larven en volwassen kevers zien we eigenlijk het gehele jaar. In de winter verschuilen ze zich meestal achter boombast, maar vaak komen ze begin maart al weer te voorschijn. Ze worden daarom vooral gezien van maart tot in november. Zowel de larven als de volwassen kevers voeden zich met bladluizen. Daarbij hebben ze een voorkeur voor wolluizen en wollige bladluizen, maar ook gewone bladluizen en schildluizen staan op het menu. Ze zijn echter gebonden aan naaldbomen in het algemeen en sparren in het bijzonder. Het is een gewone soort in naaldboombossen, maar hij komt ook voor in parken en tuinen met naaldbomen.

Het bruine lieveheersbeestje is een gewone soort daar waar naaldbomen staan in geheel Europa, inclusief het Verenigd Koninkrijk en Ierland.

Rond 1900 werd per ongeluk een Europese wollige bladluis (Adelges piceae) geïntroduceerd in de Verenigde Staten. De gevolgen waren dramatisch. Hele bossen van de Amerikaanse Balsam spar, in Amerika de populairste "kerstboom", verdwenen. Van de nauw verwante Fraser spar bleef bijna helemaal niets over: 80% van alle bomen ging dood. De Fraser spar staat in Amerika op de lijst van bedreigde plantensoorten. Vanuit Europa werden een paar natuurlijke vijanden van Adelges piceae geïmporteerd om de ondergang van de twee sparrensoorten te stoppen. Eén van de introducées was het bruine lieveheersbeestje.