banier
lijntje lijntje
back
Peper-en-zoutvlinder (Biston betularia)

De Peper en Zoutvlinder, net zo vaak Berkenspanner genoemd, is een zwart/witte vlinder. Maar de donkere (melanistische) vorm, die overwegend zwart is met een paar witte griebeltjes en puntjes, komt net zo vaak, zo niet vaker voor en dat maakt deze vlinder tot zo'n lastige soort. De grove beharing en het dikke lichaam zorgen er verder voor dat hij er niet erg spannerachtig uitziet en dat helpt ook al niet bij het herkennen. De donkere vorm op de tweede en vierde foto van boven (genaamd Biston betularia forma carbonaria) kun je eigenlijk alleen verwarren met donkere vormen van de Vroege Spanner, maar die vliegt eerder. De kans dat beide soorten tegelijk optreden is maar klein. Ook wat betreft de grootte is de peper-en-zoutvlinder een variabele soort, want de spanwijdte varieert van 45 tot 62 mm.

De rups van de Peper-en-zout-vlinder lijkt op een takje en is qua kleur nogal variabel: purperbruin, donkerbruin, bruingroen of geheel groen. Over de rug loopt een donkere purperen streep en op segment 8 zitten twee opvallende knobbels. De kop is bruin. We zien de rupsen van juli tot in september. Ze voeden zich 's nachts en zitten overdag doodstil tussen de takjes van de voedselplant. Daar zijn ze nauwelijks te vinden, omdat ze zoveel op een takje lijken. In de herfst kruipen ze langs de stam naar beneden om in de grond te verpoppen en als pop te overwinteren. De rupsen kunnen een lengte bereiken van wel 6 cm. Er worden zoveel voedselplanten vermeld, dat een opsomming daarvan niet veel zin heeft. In onze tuin gespot op vlinderstruik. In ieder geval komt hij op veel meer bomen en struiken voor dan alleen berken, zodat de oude naam Berkenspanner niet veel zegt.

De Berkenspanner vliegt uitsluitend 's nachts, maar komt wel graag op licht af. Er is maar één generatie die vooral in juni en juli vliegt, al worden er exemplaren gezien van half april tot half augustus. De vlinder komt voor daar waar voldoende struiken en bomen groeien. In Nederland vooral op de zandgronden, inclusief de duinen en de Waddeneilanden. Soms ook wel op andere grondsoorten te zien. In geheel Europa tot in het hoge noorden een gewone, vaak talrijke soort.

Aan deze vlinder is altijd de theorie opgehangen dat donkere vormen vooral voor zouden komen in industriegebieden. Dat zou dan vooral gebeurd zijn tijdens de steenkoolperiode in de 19e en de eerste helft van de 20e eeuw. Thans is deze theorie verlaten, maar je vindt hem in heel veel boeken nog steeds terug.

Deze vlinder wordt ook Peper en Zoutvlinder, Berkenspanner (vroeger geschreven als Berkespanner), Metertorenkop, Zwartgesprenkelde Vlinder en Berkenmeter (ooit geschreven als Berkemeter) genoemd.