banier
lijntje lijntje
back
Akkerhommel Bombus pascuorum

Er zijn veel verschillende hommelsoorten en in het begin denk je: dat is makkelijk, ze hebben allemaal andere kleurtjes... Maar al snel kom je er achter dat de identificatie veel moeilijker is. Niet alleen lijken veel soorten toch meer op elkaar dan je in eerste instantie denkt, er zijn ook nog eens koninginnen, mannetjes en onbevruchte vrouwtjes (werksters) die er allemaal anders uit kunnen zien. Hieronder de akkerhommel een relatief kleine, zwaar behaarde hommel met een roodbruine achterlijfspunt. Het mannetje, de dar, heeft echter een opvallende witte beharing, zoals is te zien op de onderste foto. Toch is de akkerhommel meestal gemakkelijk te herkennen aan de bruingele tot roodgele beharing op het borststuk, die meestal het gehele borststuk bedekt, vaak zonder dat er enig zwart te zien is.

De akkerhommel is één van de meest voorkomende hommels in West-Europa. De soort is nogal variabel in grootte. Koninginnen kunnen zo'n 18 mm lang zijn en hebben dan een spanwijdte tot 32 mm. De werksters en mannetjes ontlopen elkaar maar weinig en zijn meestal zo'n 12 tot 15 mm. lang, al komen, zeker in het voorjaar, nogal eens heel kleine werksters voor die maar zo'n 9 mm. lang zijn. De akkerhommel is een echte cultuurvolger die vooral daar voorkomt waar de mens actief is: parken (ook die midden in grote steden), tuinen, sportvelden, akkers en wegbermen bijvoorbeeld. Een volk bestaat meestal uit ongeveer 80 tot 100 dieren, al komen er wel kolonies voor die 150 leden tellen. De akkerhommel behoort tot de vriendelijkste hommelsoorten. Zolang je niet in zijn nest komt, of hem knijpt, kun je hem zelfs in de hand nemen; slechts zelden steekt hij. Ook uit de plaats van het nest blijkt dat we te maken hebben met een echte cultuurvolger. Soms zie je dat nest in de grond, vooral oude muizennesten zijn gewild, maar de soort bouwt ook wel een eigen nest op de grond. Maar ook nissen in muren, nestkastjes en oude vogelnesten worden gebruikt.

De akkerhommel behoort tot de hommels met een tamelijk lange tong. De oude wetenschappelijke naam is dan ook Megabombus pascuorum, want de soorten met een lange tong werden in het geslacht Megabombus geplaatst. Met die lange tong kunnen ze ook dieper gelegen nectarbronnen bereiken. Bloemen met een klokjes- of belvorm bijvoorbeeld, zoals heide en smeerwortel. De hommels met een korte tong maken daar overigens geen probleem van: die bijten gewoon een gaatje in de bloemkelk vlak bij de nectar. De akkerhommelkoningin verschijnt weliswaar vroeg in het jaar, zo tegen het begin van april, maar het is zeker niet de vroegste soort. Zo kan de Aardhommelkoningin al eind februari te zien zijn. Als ze een plekje voor haar nest gevonden heeft, gaat ze dat inrichten, terwijl ze tevens de eerste voorraden pollen en nectar aanlegt. In die periode moet ze heel goed oppassen dat haar nest niet wordt "gekraakt". Het komt geregeld voor dat een boshommelkoningin het nest in beslag neemt en de eigenaresse verjaagt. En dan komt het feit dat ze een cultuurvolgster is de akkerhommel goed van pas: ergens is vast wel een leeg nestkastje of iets dergelijks te vinden om opnieuw te beginnen.