banier
lijntje lijntje
back
Gewone Wolzwever Bombylius major

Wolzwevers zijn opmerkelijke beestjes. Het zijn vliegen, maar ze lijken op een vaag soort van bij: lichtbruin en heel erg harig. Ze hebben een heel lange probiscus (snuit) die sterk lijkt op de tong van een hommel. Ze hebben heel lange en erg dunne pootjes. Het beestje op de foto gebruikt zijn lange snuit om de nektar te bereiken die onderin de bloem zit. Maar de bloem is zo diep, dat hij erop moet gaan zitten, om de bodem te bereiken. Bij minder diepe bloemen gaat hij helemaal niet zitten maar zweeft als een kolibrie voor en net boven de bloem. Daarbij slaat hij niet minder dan 300 keer per minuut met zijn vleugeltjes.

De gewone wolzwever wordt zo'n 14 tot 18 mm lang. Hij is lichtbruin behaard en de vleugels hebben een zwarte, golvende tekening. Die is op de foto nog net te zien. De volwassen dieren eten vrijwel uitsluitend nektar, heel soms stuifmeel. Wolzwevers vliegen alleen bij voor hen geschikte teperaturen: het moet minstens 17 graden celcius zijn.

De larven van de gewone wolzwever parasiteren op de larven van verschillende solitaire wespen- en bijensoorten. Vooral zandbijen (Andrena-soorten) zijn vaak de klos. Het wijfje komt dicht bij het nest van een waard en gooit haar eitje gewoon in het nest. Na het uitkomen zoekt het larfje een cel op in het nest. Daar wacht hij rustig af tot de larve van de gastheer volgroeid is. Dan bijt hij een stukje huid kapot en zuigt de gastheerlarve uit. Vaak wordt ook de voedselvoorraad die de gastheer voor zijn larve heeft aangelegd opgegeten. Dan verpopt de wolzweverlarve en dat kan lang duren, soms wel twee jaar!

De gewone wolzwever komt over de gehele wereld voor, behalve in Australazië en erg koude streken. Zo is hij in Centraal- en Noord-Schotland zeldzaam. Bij ons een gewone soort die je in het gehele land kunt tegenkomen.