banier
lijntje lijntje
back
Maanuiltje Cosmia pyralina

Het Maanuiltje dankt zijn naam aan de witte vlek kort voor de vleugelspits die een halve maan lijkt te vormen. Vaak is ook de grondkleur een goed kenmerk: bruin met een rozige gloed. Die gloed is op foto's vaak minder duidelijk dan in werkelijkheid en bij gebruik van (flits)licht meestal onzichtbaar. Ook de grote, lichte plek langs de achterrand van de vleugel is opvallend. De iepenuil en de donkere iepenuil lijken er vaak veel op, maar beide soorten hebben witte in plaats van zwarte dwarslijntjes. En hoewel ook zij witte vlekjes hebben bij de vleugelspits, zijn deze nooit halvemaanvormig. Ook de hyena lijkt, in sommige uitvoeringen althans, wel op het maanuiltje, maar hij mist de witte halvemaanvlek. Al met al is het maanuiltje in het veld redelijk gemakkelijk te herkennen. De spanwijdte die uiteenkoopt van 29 tot 34mm betekent dat we te maken hebben met een tamelijk klein uiltje.

Het maanuiltje legt haar eitjes in de zomer. Ze komen pas in april van het jaar erop uit. De rupsen eten zowel overdag als 's nachts. Eind mei of begin juni maken de rupsen een kokon tussen bladafval op de grond. In de kokon verpoppen ze. Dat verpoppen duurt maar kort. Na drie tot vier weken kunnen de vlinders al uitkomen. De rups zelf is tamelijk kort en dik. Hij is lichtgroen, vaal zelfs geelgroen. Over de rug loopt een gele, iets kronkelende lijn. Kort daaronder loopt een tweede dunnere gele lijn. Boven de witte spiracula loopt nog een dikkere witgele lijn. Verder bezit elk segment een aantal grotere en kleinere witte of gele vlekjes, meestal rondjes. De rups bereikt een lengte van 26 tot 30mm. Hij wordt gevonden op een aantal bomen en struiken, maar heeft een sterke voorkeur voor elm (Engelse veldiep) en andere iepen. Het is niet uit te sluiten dat deze rups ook andere rupsen opeet als hij ze tegenkomt. Alle rupsen uit het Cosmia-geslacht vertonen zeer sterke neigingen tot kannibalisme, ook als er voldoende voedsel voorhanden is. Tot dusver is alleen van de hyena vastgesteld dat andere rupsen worden gegeten en dat er zelfs op wordt "gejaagd".

Het maanuiltje kent bij ons één generatie en die vliegt hoofdzakelijk in juni en juli. De soort vliegt bijna uitsluitend 's nachts, maar kan soms in de avondschemering worden gezien. Bezoekt in de tuin bloemen, maar ook bladluizen om van de honingdauw te snoepen. Hij komt redelijk op licht en op smeer af. Exemplaren die 's nachts worden gevangen kunnen overdag goed worden gefotografeerd. De dieren laten zich echter niet of nauwelijks manipuleren. Het maanuiltje houdt van lichte bossen, struwelen, parken en tuinen op lichte zandgrond. Op klei ontbrekend. In Nederland een ongewone soort, in België een zeldzame soort.