Grote Wintervlinder (Erannis defoliaria)
De Grote Wintervlinder zou één van de moeilijkst te determineren spanners kunnen zijn, ware het niet dat hij door zijn vliegtijd in de winter tamelijk opvallend is. Goed getekende exemplaren zijn gemakkelijk te herkennen aan de donkerbruine banden op de vleugels (vaak met een zwart bandje afgezet) en de zwarte stip. Helaas komen minder sterk getekende dieren veel voor: de banden zijn niet erg opvallend en de stip evenmin. Het lastigst zijn de exemplaren die geheel ongetekend zijn: geen bruine banden en geen zichtbare stip. Zulke dieren lijken erg veel op de Najaarsspanner. Deze is echter goudkleurig bruin, heeft een iets andere vleugelvorm en vliegt meestal vroeger. De Najaarsspanner laat meestal net een strookje zien van de ondervleugels, de Grote Wintervlinder bijna nooit. Bovendien heeft de Grote Wintervlinder tamelijk lichte en gebandeerde pootjes, terwijl de Najaarsspanner effen pootjes heeft in de kleur van de vleugels. Qua spanwijdte is de Grote Wintervlinder veel minder variabel, want die loopt uiteen van 40 tot 44 mm. Ook voor deze winterspanner geldt dat dit hele verhaal alleen opgaat voor de mannetjes, want de vrouwtjes zijn vleugelloos.
De in de winter gelegde eitjes komen in maart uit en de meeste rupsen zijn actief van maart tot in mei. Ook de rups is tamelijk variabel van kleur, maar vaak toch minder dan de volwassen mannetjes. De tekening van de rups doet mij overigens altijd een beetje denken aan die van de imago's. De rupsen maken meestal meestal een draad vast aan het blad waar ze op zitten. Bij gevaar laten ze zich aan die draad naar beneden vallen, om als het gevaar geweken is via de draad weer naar boven te klauteren. De volgroeide rupsen laten zich eind mei of begin juni aan een draad op de grond zakken om daar ondergronds te verpoppen. De rupsen halen een lengte van maximaal zo'n 33 mm. We vinden de rupsen op heel veel wilde bomen en struiken, waaronder berk, eik, hazelaar en meidoorn, maar ook op gekweekte kersenbomen is hij vaak te zien.
De vliegtijd van de Grote Wintervlinder is nogal variabel. In sommige jaren worden de eerste gezien in september, in andere jaren moet je tot eind oktober wachten. Vliegt soms door tot in april. De grootste aantallen zie je over het algemeen van half oktober tot eind november. Hij vliegt alleen 's nachts, maar wordt vaak overdag rustend aangetroffen op bomen, hekken en muren. Komt graag en soms in grote aantallen op licht af. Het is in geheel Europa, inclusief Nederland en België, een zeer algemene soort, daar waar bomen groeien. Buiten boomrijke streken nagenoeg onbekend.
Soms kom je de ondertussen verouderde naam Bruingebandeerde Spanner ook nog wel tegen.