banier
lijntje lijntje
back
Behaarde rode bosmier Formica rufa

Deze soort wordt bijna altijd de rode bosmier genoemd. Eigenlijk hebben we het dan over twee soorten: de behaarde rode bosmier en de kale rode bosmier (Formica polyctena). Maar voor een leek zijn die twee nauwverwante soorten nauwelijks te onderscheiden. Zeker niet in het veld, want de beide soorten kunnen ook nog eens met elkaar kruisen. De werksters zijn forse mieren van ongeveer 1 cm. lang en typisch rood-zwart gekleurd. De kaken zijn rood, de kop is zwart, het tussenstuk is rood en het achterlijf is zwart. Mannetjes komen er alleen als de jonge koninginnen gaan vliegen. De mannetjes en koninginnen zijn helemaal zwart, zoals het beestje op de foto. Hoewel de behaarde rode bosmier alleen in het bos voorkomt, kunnen vliegende mannetjes en koninginnen behoorlijk afdwalen en duiken dan soms in tuinen of elders op.

De behaarde rode bosmier is verantwoordelijk voor de zeer grote mierenhopen die je soms in het bos aantreft. Gewoonlijk betreft het naaldbos op zandgrond. Zo'n nest kan honderdduizenden dieren omvatten. De werksters verzamelen alles wat eetbaar is. Ook melken de diertjes graag bladluizen. Het nest wordt zwaar beschermd. Als duizenden bijtende mieren op je afkomen, zorg je wel dat je je uit de voeten maakt, al ben je nog zo groot (een zwijn, bijvoorbeeld). De mieren uit het geslacht Formica kunnen niet steken, ze hebben geen angel. Maar ze kunnen met hun krachtige kaken wel de huid van zoogdieren, mensen inbegrepen, doorboren. Dat voel je als een prik. Maar na die prik krommen de mieren hun achterlijf en spuiten mierenzuur in de wondjes. En dat mierenzuur maakt de beet zo pijnlijk.

In de vrije natuur hebben de rode bosmieren slechts één grote vijand: de groene specht. In Nederland zijn beide soorten wettelijk beschermd. Het is ook niet toegestaan hun nesten te verstoren.