banier
lijntje lijntje
back
Sparrenkegelwants Gastrodes abietum

Er komen in de Benelux twee kegelwantsen voor: de sparrenkegelwants en de dennenkegelwants. De naam verklapt aan welke naaldboom ze de voorkeur geven, maar ze worden ook op de andere gevonden. De twee soorten lijken veel op elkaar, maar kunnen toch gemakkelijk uit elkaar worden gehouden. De sparrenkegelwants heeft lichtbruine voorpootjes met daaraan twee duidelijk zichtbare doorntjes. Het eerste antennelidje is korter dan de kop is. De dennenkegelwants heeft donkerbruine tot zwarte voorpootjes, met daaraan slechts één, vrij korte doorn. Het eerste antennelidje is langer dan de kop.

De sparrenkegelwants is een lichtbruine wants, behalve de kop, borst en het schildje: die zijn zwart. Deze soort wordt 5,9 tot 7,2 mm lang. De vrouwtjes leggen in mei hun eitjes in de kegels van het vorige jaar. Na het uitkomen zuigen de nimfen zowel aan de naalden als aan de kegels van verschillende sparren en dennen, maar ze hebben een duidelijke voorkeur voor sparren. De volwassen dieren zuigen bijna nooit aan de naalden: zij bezoeken vrijwel uitsluitend de kegels. Nimfen en volwassen dieren kunnen samen voorkomen, omdat beide kunnen overwinteren. Verse volwassen wantsen zien we dan vanaf eind juli.

In Nederland is de sparrenkegelwants de meest voorkomende van de twee soorten. Dat betekent overigens niet dat de dennenkegelwants bij ons zeldzaam is. De sparrenkegelwants vinden we in geheel Europa: van de poolcirkel tot in het Middellandsezeegebied en oostwaards tot in Siberië.

De sparrenkegelwants staat ook wel bekend onder de verouderde naam sparrennaaldboomwants.