banier
lijntje lijntje
back
Kleine Zomervlinder (Hemithea aestivaria)

Deze prachtig groene spanner valt meteen op door de geblokte randjes van de vleugels en het lichaam waarvan de eerste helft groen en de tweede helft roodachtig is. De enige soort die er echt op lijkt is de Geblokte Zomervlinder, die niet alleen veel zeldzamer is maar ook nog eens twee uitsteeksels heeft aan de achtervleugel, waar de Kleine Zomervlinder er maar één heeft. Het lichaam van de Geblokte Zomervlinder is bovendien geheel groen is. Hoewel afgevlogen exemplaren een lichtere kleur groen laten zien, is de soort redelijk kleurvast. Het is een niet eens zo kleine spanner (spanwijdte 29 tot 34 mm), die door zijn kleur heel erg opvalt.

De eieren komen laat in de zomer uit. De rupsjes groeien maar langzaam. Meestal zijn ze lichtgroen met roodbruine V-vormige tekeningen op de rug, maar er bestaan ook bruine exemplaren met wittige v-tekeningen op de rug. Soms is een een bruinzwarte lengtestreep op de rug. Zowel op de kop als op het borststuk bevinden zich kleine uitsteeksels. De kop is lichtbruin en diep uitgesneden. De rupsen eten 's nachts en rusten overdag in de typische spannerhouding: uitgestrekt als een takje. De halfvolgroeide rups overwintert. In het voorjaar groeien ze verder. Eenmaal volgroeid maken ze een kokon in de voedselplant tussen samengesponnen blaadjes, waarin ze verpoppen. Ze bereiken een lengte van zo'n 23 mm en zijn op zeer veel bomen en struiken te vinden.

De Kleine Zomervlinder vliegt in maar één generatie per jaar in juni en juli. Hij vliegt uitsluitend 's nachts en bezoekt dan regelmatig bloementuinen. Hij komt wel op licht af, maar nooit in grote aantallen. Overdag in planten nauwelijks te ontdekken, maar rust ook veel op hekken en muren en is dan vaak zeer opvallend aanwezig. In de Benelux komt hij overal voor waar bomen groeien. Op zandgrond een zeer algemene soort, op kleigrond wat schaarser. Ook in de duinen vaak een overvloedig voorkomende soort. Ook elders in Europa een gewone soort, die echter naar het noorden toe zeldzamer wordt en ontbreekt in Noord-Schotland en het noorden van Scandinavië.

Deze soort werd vroeger vaak de Kleine Zomermeter genoemd.