Miersikkelwants Himacerus mirmicoides
Een volwassen miersikkelwants is nauwelijks te onderscheiden van soortgelijke roofwantsen. Zo lijkt de boomsikkelwants er sprekend op, alleen heeft die langere voelsprieten. Als vuistregel kun je aanhouden dat als de voelsprieten korter of net zo lang zijn als het lichaam je een miersikkelwants voor je hebt. Zijn de voelsprieten langer dan het lichaam is, dan heb je een boomsikkelwants te pakken. De vleugels zijn bijna altijd maar klein. Heel soms komen dieren voor met volledig ontwikkelde vleugels, maar ook die kunnen niet vliegen. De imagines zijn 7 tot 9 mm lang. De larven zijn heel eenvoudig te herkennen, want ze lijken op vrij grote mieren. Omdat mieren bijna nooit door vogels en dergelijke worden aangevallen, gedragen de larven zich vaak erg opvallend en zitten rustig bovenop bloemen. Daar jagen zij op allerlei insecten. Zelfs vliegen die groter zijn dan het beestje zelf worden aangevallen. Als ze gaan aanvallen nemen ze een typische dreighouding aan, die wat lijkt op die van bidsprinkhanen. De miersikkelwants is zowel overdag als 's nachts actief. De soort wordt in september volwassen en overwintert ook als zodanig. In april worden de eitjes gelegd; in mei gaan de laatste volwassen dieren dood. De eitjes komen eind mei/begin juni uit en de larven zie je vooral in juli en augustus. In Nederland en België is de miersikkelwants een algemene soort.