Limnephilus flavicornis
Met een lichaamslengte tot 15 mm is Limnephilus flavicornis een typische soort uit dit grote geslacht. De vleugels zijn geelbruin met enkele variabele bruine vlekjes. Het borststuk is grijs. De voelsprieten zijn even lang als het lichaam. Limnephilus flavicornis vliegt uitsluitend 's nachts en zit overdag weggedoken in de vegetatie. Het vrouwtje zet haar eieren meestal in één geleipakket af op de onderzijde van bladeren van oeverplanten.
Na het uitkomen laten de kleine larfjes zich in het water vallen. Daar bouwen ze een kokertje, meestal van eendenkroos. Maar zeker de grotere larven verwerken ook vaak schelpjes in hun kokertje, soms met het levende slakje er nog in. De kokertjes ogen buitengewoon slordig: alles zit schots en scheef aan elkaar vast. Voor het verpoppen maakt de larve het huisje vast aan de stengel van een boven het water uitstekende waterplant. Zodra het zover is, klimt de pop via de stengel tot boven het wateroppervlak, waarna de schietmot uitkomt.
Limnephilus flavicornis is bij ons waarschijnlijk de gewoonste schietmottensoort; in ieder geval de meest algemene Limnephilus-soort. We treffen hem aan in stilstaand of zeer langzaam stromend water. Deze soort vinden we niet alleen in zoet water, maar ook in brak water. In grote delen van Europa eveneens een gewone soort. Bij ons incidenteel te zien in maart en april. Het meest aangetroffen van mei tot in oktober.