banier
lijntje lijntje
back
Granietuil Lycophotia porphyrea

De granietuil is nog zo'n uiltje dat bewijst dat niet de gehele familie bestaat uit grijze, bruine, onaanzienlijke vlinders. Met een spanwijdte tussen 25 en 33 mm is dit een tamelijk kleine soort. De voorvleugel is roodachtig bruin met soms een purperen tint. Op de vleugel vinden we een ingewikkeld spel van witte lijntjes en vlekjes. Er zit weinig variatie in kleur en tekening, hoewel soms dieren met een geheel grijze vleugel worden gezien. De achtervleugels zijn grijs of geelbruin.

De rupsen verschijnen in augustus. Ze overwinteren als ze bijna volgroeid zijn en kruipen in het voorjaar de grond in. Daar spinnen ze een kokon om in te verpoppen. Ze zijn niet zo moeilijk te herkennen aan de drie rijen witte streepjes op de bruine rug. Over de zijkant loopt een okergele of soms enigszins roze witte band. De kop is lichtbruin met donkerbruine stipjes en veegjes. De rups wordt maximaal 27 mm lang. De rupsen van de granietuil vinden we alleen op hei en dophei. Maar niet alleen in de natuur: ook op heideplanten in de tuin wordt de soort aangetroffen.

Dit is een soort van Noord- en Centraal Europa van Noord-Spanje tot aan de Oeral. Schaars of ontbrekend aan de Middellandse Zee, zoals in Zuid-Spanje, Zuid-Italië en Zuid-Griekenland. In Nederland een gewone soort daar waar de waardplant te vinden is. Zeer schaars in de Randstad en Zeeland.