banier
lijntje lijntje
back
Erwtenuil Ceramica pisi

De erwtenuil is een sterk variabele soort. De grondkleur is grijs of bruin, waarbij het bruin kan variëren van geelbruin tot zeer donkerbruin. Van de tekening is soms helemaal niets te zien, hoewel het lijntje bij de vleugelrand bijna altijd wel aanwezig is. Met een spanwijdte tussen de 32 en 37 mm is dit qua afmetingen een typische uil.

De eitjes worden afgezet van mei tot augustus en de erwtenuil kent twee generaties per jaar. De rupsen worden dan ook gezien van juli tot in oktober. Dan kruipen ze onder de grond, verpoppen en het is de pop die overwintert. De rups is gemakkelijk te herkennen: groen of bruin met een brede gele lengtestreep op de rug en aan elke zijde een iets smallere gele lengtestreep. De kop is lichtbruin, geel of lichtgroen. De rups wordt ongeveer 45 mm lang en voedt zich 's nachts. Overdag rust hij in de waardplant. De grote Linnaeus noemde de soort "pisi", omdat hij de rupsen op erwten (Pisum sativa) vond. In het Nederlands, Duits en Frans is deze naam aangehouden, hoewel de rups slechts zelden op erwt wordt gezien. Hij zit vooral op brem en andere struikachtige planten. De Engelsen noemen hem dan ook de Broom Moth (bremmot), eigenlijk een veel betere naam.

De erwtenuil is in Nederland een gewone soort van de duinen en de zandgronden in het binnenland. Op kleigrond is hij vrij zeldzaam. Het is een ongewone soort in België. Het verspreidingsgebied is enorm groot. Geheel Europa en Siberië (tot boven de poolcirkel) en oostwaarts tot in Oost-Azië.

NB Voor deze soort wordt ook de wetenschappelijke naam Melanchra pisi gebruikt.