Metylophorus nebulosus
Zijn de springstaartjes al klein, de orde van stof- en houtluizen bevat grotendeels insectjes die nog veel kleiner zijn. Tot deze orde behoren bijvoorbeeld de boekluizen die zo klein zijn, dat bijna niemand ze met het blote oog kan zien. De stof- en houtluizen zijn bijna allemaal afgeplatte insecten met een opvallend brede kop en zeer lange, draadvormige antennes. Veel soorten blijven ongevleugeld, maar soorten die wel vleugels krijgen lijken sterk op zeer kleine bladluisjes. De vleugeladering echter is geheel anders. Bovendien hebben Psocoptera bijtende monddelen, bladluizen hebben een 'snaveltje'. Bij erg veel soorten zijn mannetjes geheel onbekend, de voortplanting geschiedt zonder geslachtsverkeer (parthenogenetisch). Diverse soorten komen in huis voor, maar worden zelden of nooit gezien. De dieren leven van stuifmeel, de sporen van paddestoelen, algen en zetmeel. Op de bast van bomen komen de zogenaamde houtluizen voor. Enkele daarvan zijn opvallend, omdat ze tamelijk groot kunnen worden. De houtluis hieronder bijvoorbeeld wordt 4 tot 5 mm lang en is daarmee een ware reus. De meeste soorten halen de 1 mm niet eens! Houtluizen kunnen zeer schadelijk zijn op hout. Vroeger gevreesd in de scheepvaart; de schepen werden immers allemaal van hout gemaakt.
De hier afgebeelde houtluis is hoogstwaarschijnlijk Metylophorus nebulosus, één van de grootste soorten. Hij leeft op de bast van zowel bomen als struiken en kan zowel op loofbomen als op naaldbomen worden gevonden. Enorme aantallen worden vaak aangetroffen op fijnspar. Overigens kan hij ook op alleenstaande bomen worden gevonden en niet alleen maar in bossen. Het diertje kent maar één generatie per jaar. Komt voor van Europa, via noordelijk Azië tot in Japan.