Lissenboorder Mononychus punctum-album
De lissenboorder is een klein kevertje van 4 tot 5 mm lang. Bij ons bijna altijd zwart aan de bovenzijde. Op de dekschilden zit bijna helemaal vooraan een duidelijke witte stip. De onderzijde van de kever is ook zwart, maar lijkt bruin door de dichte lichtbruine beharing, vooral bij de mannetjes. Ten zuiden van Nederland zie je de soort meestal bruin: de bruine beharing zet zich voort aan de bovenkant van het lichaam. De punt op de dekschilden lijkt dan geel in plaats van wit. Deze bruine vorm is in Nederland minder gewoon.
De larven van de lissenboorder leven in de zaaddozen van de gele lis. Ook de volwassen kever is soms in grote aantallen op gele lis te vinden. Maar ze bezoeken ook andere planten en wel vooral baardiris (Iris barbatus) en blauwe lis (Iris germanica). Daar kunnen ze sterk ontsierend optreden door gaatjes te maken in de knoppen. In zeer grote aantallen kunnen ze de gele lis zelfs geheel vernielen. Ondanks dat het maar kleine kevertjes zijn en er slechts één generatie per jaar is, zijn ze lang te zien, want ze worden tot wel 12 maand oud. De eerste 7 tot 8 maanden van hun leven zijn de volwassen kevers in winterrust. In mei komen ze uit hun schuilplaats te voorschijn. Ze eten van de waardplanten in de buurt en er wordt gepaard. Direct na de bloei van de lissen beginnen de vrouwtjes in juli met het leggen van de eitjes bij de vruchtbeginselen. Na het uitkomen vreet de larve een gaatje in de zich ontwikkelende vrucht en kruipt naar binnen. Daar zit hij erg veilig. Als reactie op de schade veroorzaakt door het gaatje, vult de plant dat met een sap dat heel snel hardt bij blootstelling aan lucht. Tot hij volgroeid is eet de larve meestal drie zaadjes binnen de zaaddoos op. In augustus en september verlaat de nieuwe generatie de vruchtdoos en zoekt een plekje om te overwinteren, meestal in bladafval.
In het Nederlands wordt de lissenboorder ook wel lissnuitkever of lissnuittor genoemd. Wetenschappelijk maakte men vroeger verschil tussen de zwarte dieren en de bruine. Toen sprak men van drie verschillende soorten: Mononychus punctum-album, zwart met een witte stip, Mononychus pseudacori, bruin met een gele stip en Mononychus salviae, een variant die vooral in Turkije voorkomt. Onomstotelijk is echter vastgesteld dat het hier gewoon één variabele soort betreft: Mononychus punctum-album. De wetenschappelijke soortnaam wordt ook vaak zonder streepje geschreven: punctumalbum.