Phryganea grandis
Phryganea grandis is in grote delen van Europa, inclusief de Benelux, de grootste schietmot. Het lichaam is tot 21 mm lang. Maar inclusief de vleugels is de lengte tot 33 mm. Ook de spanwijdte is met een maximum van 60 mm indrukwekkend. Overigens zijn de mannetjes beduidend kleiner. De dieren zijn nogal variabel. De vrouwtjes zijn meestal sterk getekend. Op een lichtgrijze ondergrond vinden we zwarte, of bruine vlekken en vegen. Het vrouwtje heeft bovendien een zwarte streep op de vleugel. De mannetjes missen deze streep en lijken daardoor heel sterk op de mannetjes van de nauw verwante Phryganea bipunctata. Ook zijn vooral de mannetjes wel eens geheel bruin en nagenoeg ongetekend. Zoals altijd kun je de mannetjes het best benoemen door naar de geslachtsorganen te kijken. En daarvoor hoef je de dieren niet te doden, want als je ze van onderen bekijkt, zie je de geslachtsorganen heel duidelijk, zelfs zonder vergrootglas!
De larve maakt een huisje uit bijna vierkante plantendelen die hij in een spiraal aan elkaar hecht. Het kokertje kan tot 70 mm lang zijn! De larve kan over de bodem lopen, maar verschuilt zich meestal onder een steen. Tegen de tijd dat het diertje gaat verpoppen maakt de larve zijn kokertje vast aan een plantenstengel. Zoals meer grote insectenlarven is ook de larve van Phryganea grandis zeer vraatzuchtig. Bijna volgroeide larven vallen zelfs kleine visjes aan.
Een aantal sluipwespen uit het geslacht Agriotypus is gespecialiseerd in het parasiteren op de larven van Phryganea grandis. De wesp daalt via plantenstengels af naar de bodem en gaat op zoek naar de larven van Phryganea-soorten, inclusief Phryganea grandis. Ze legt een eitje in het kokertje. Haar larve eet van het lichaam van de kokerjufferlarve, maar laat het zenuwstelsel in tact, zodat de kokerjuffer niet dood gaat. Pas als de kokerjuffer haar huisje vastmaakt aan een waterplant om te verpoppen eet de sluipwesplarve het laatste gedeelte op. De kokerjufferlarve sterft en de sluipwesplarve begint aan de verpopping.