banier
lijntje lijntje
back
Berkendonswants Psallus betuleti

De wantsen in het geslacht Psallus zijn in het Nederlands donswantsen genoemd, omdat ze allemaal behaard zijn. In Nederland en België komen zes soorten voor die nogal moeilijk uit elkaar zijn te houden. De belangrijkste look-a-like is de tweelingberkendonswants (Psallus montanus). Die soort is in het algemeen veel zeldzamer en net iets kleiner, hoewel er veel overlap is. De ogen van de tweelingberkendonswants zijn groter dan die van de berkendonswants. De vrouwtjes zijn tamelijk rood, terwijl de mannetjes van beide soorten grijsbruin zijn, net als de meeste andere donswantsen. Het determineren van alle soorten moet je overlaten aan experts. In ons geval heeft Berend Aukema de exacte soort vastgesteld. Het komt meestal aan op een combinatie van allerlei eigenschappen. Het kijken naar slechts één of twee punten is vaak onvoldoende.

De berkendonswants wordt tot 5,7 mm lang. Opvallend bij deze soort is dat de vrouwtjes meestal kleiner zijn dan de mannetjes. De vrouwtjes hebben veel rode accenten, inclusief een rode ring om de antennes. De mannetjes hebben slechts een paar rode accenten. Het dier op de foto is dan ook een mannetje.

De berkendonswants overwintert als ei. De eieren komen in het voorjaar uit en de nimfen voeden zich door aan de blaadjes van de waardplant te zuigen. Maar ze zuigen ook met graagte bladluizen uit. De waardplant is bijna altijd berk, al wordt een enkele keer een wilg bewoond. Ook de volwassen wantsen, die meestal vanaf begin juni zijn te zien, zijn omnivoor. Aan het begin van augustus zijn de diertjes meestal verdwenen. Het is dus een echte zomersoort. De berkendonswants komt voor in Europa, Noordelijk Azië (maar niet in China) en Noord-Amerika. Het is bij ons een gewone soort daar waar berk groeit, inclusief parken en (grotere) tuinen.