banier
lijntje lijntje
back
Tweedoornsmallijf Stenodema calcarata

In Nederland komen 4 smallijf-soorten voor. Dat waren er ooit vijf, maar nummer vijf, de roodsprietsmallijf (Stenodema virens)is niet meer gezien sinds de jaren '70 van de vorige eeuw. Drie soorten gelijken erg op elkaar. De vierde soort, de brede smallijf (Stenodema holsata) is gemakkelijk van de andere drie te onderscheiden: hij is korter, en vooral veel breder. Bij de andere drie soorten moet je kijken naar de dijen van de achterpoten (de femurs). Bij de tweedoornsmallijf zitten daar twee kleine sporen. Bij de driedoornsmallijf (Stenodema trispinosa) zitten er drie kleine sporen aan de femur vast, terwijl de gewone smallijf, ook wel graswants genoemd, (Stenodema laevigatum) helemaal geen sporen aan de dijen heeft.

Met een lengte van 6,5 tot 8 mm is de tweedoornsmallijf iets kleiner dan de gewone smallijf. Hij is gebruikelijk gelig bruin of wat grijsachtig. Hierdoor is het beestje moeilijk te ontdekken in de grassen waaraan hij zuigt. De dieren worden aan het eind van de zomer volwassen en gaan overwinteren. Dit gebeurt in riet of naaldbomen. De dieren worden in maart of april weer actief. Daarbij verkleuren de vrouwtjes naar groenig, terwijl de mannetjes strokleurig blijven. De eitjes worden op grassen afgezet en de nimfen verschijnen al vrij snel daarna. Het is heel gewoon om op één plant eieren, larven en volwassen dieren tegelijkertijd te zien. Dit is in geheel Europa een gewone soort, al is hij vaak wat minder algemeen dan de gewone smallijf. De tweedoornsmallijf houdt echter van droge standplaatsen, in tegenstelling tot de gewone smallijf die vochtiger omstandigheden prefereert.