banier
lijntje lijntje
back
Strophosomuskever Strophosoma melanogrammum

De Strophosomuskever komt uit een geslacht van kleine snuitkevers, met een korte, brede snuit. De meeste soorten zijn bruin. De diertjes zijn gemakkelijk te herkennen aan het eivormige lichaam en de diep uitgesneden band achteraan de kop, die meteen na de ogen begint. Het op naam brengen van de vele soorten is echter veel moeilijker. Dat gelt niet voor de bronzen snuitkever, want die heeft aan het begin van de dekschilden een duidelijk zwart streepje. De wetenschappelijke soortnaam betekent dan ook zo veel als "de zwartgestreepte". Net als veel andere kevers kunnen ze hun bruine kleur al snel verliezen. Ze zien er dan vaak haveloos uit en zijn veel lastiger te determineren. De kevertjes zijn 4 tot 6 mm lang. Ze kunnen niet vliegen, omdat de dekschilden grotendeels met elkaar zijn vergroeid. Strophosomuskevers zijn vooral 's nachts actief. Overdag wordt roerloos gerust. Bij gevaar laten ze zich domweg op de grond vallen. De volwassen kevers overwinteren, meestal op de grond in lang gras of tussen dode bladeren. Daarna, eind april, worden de voedselplanten opgezocht. Daarbij is het kevertje weinig kieskeurig: allerlei naaldbomen worden op prijs gesteld, maar ook loofbomen als de beuk zijn gewild. Wel heeft het beestje een uitgesproken voorkeur voor zeer jonge boompjes van 2 tot 3 jaar oud. De kever en later de larven vreten aan knoppen en pas ontluikende naalden en blaadjes en kunnen in de bosbouw erg schadelijk zijn. Maar omdat ze nauwelijks opvallen, wordt veel van de vreetschade die ze aanrichten aan andere, vooral grotere en meer opvallende soorten toegerekend, zoals de Dennensnuitkevers. Opvallend is dat mannetjes van de strophosomuskever nagenoeg nooit worden gezien. Men neemt aan dat de voortplanting dan ook ongeslachtelijk gebeurt.

Deze soort wordt ook wel de bronzen snuittor en de bronzen snuitkever genoemd.