banier
lijntje lijntje
back
Naaldboomspanner (Thera obeliscata)

De Naaldboomspanner kan een erg lastige soort zijn om te determineren. Hij kan namelijk grijzig of bruinig zijn. Als hij bruinig is, dan is het geen probleem, maar als hij grijzig is lijkt hij als twee druppels water op de Sparspanner en de Schijnsparspanner en is daarvan niet te onderscheiden zonder een lastig onderzoek. De kleine verschillen die er dan zijn gaan onze site te boven. Twee lichtpuntjes: een bruine gloed geeft aan dat het een Naaldboomspanner is en dieren die je vangt in juni of juli zijn waarschijnlijk Naaldboomspanners. De Schijn-sparspanner vliegt dan niet of nauwelijks en de Sparspanner komt veel minder vaak voor. Toch is die laatste methode niet geheel betrouwbaar, dus houdt het er maar op dat je alleen de dieren met een roodbruine gloed over de hele vleugel veilig als Naaldboomspanner kunt benoemen. Ook de Hoekbanddennenspanner lijkt veel op de Naaldboomspanner, maar hij heeft in zijn binnenband een duidelijke scherpe hoek, waar de Naaldboomspanner alleen maar ronde golvingen kent.

De Naaldboomspanner vliegt in twee generaties die elkaar min of meer overlappen. De larven van de zomergeneratie vinden we in juni en juli. Ze zijn groen met een wittige streep laag langs de flanken en rozige pootjes. Ze worden tot 30 centimeter lang en zijn te vinden op allerlei naaldbomen. De najaarsgeneratie overwintert als kleine rups.

Van alle leden van het Thera-geslacht komt deze het meest voor. Een qua grootte sterk variabele soort die een spanwijdte heeft die kan variëren tussen 28 en 36 mm. Een algemene vlinder op de zandgronden en in de duinen. Vliegt van half april tot half oktober, al zijn de aantallen tussen half juli en half augustus tamelijk laag. Komt graag op licht af, soms in grote aantallen. Ook elders in Europa een zeer algemene soort.