banier
lijntje lijntje
back
Roodstreepmutsjeslichtmot Trachycera suavella

Op het eerste gezicht en vooral met het blote oog ziet de roodstreepmutsjeslichtmot er niet erg opwindend uit. Dat verandert als je hem door een loupe bekijkt of in close-up. Het blijkt dan een fraai donkerzilvergrijs tot zilveren vlindertje met witte zigzag bandjes en een flink aantal rode accenten. Hij kan veel lijken op Trachycera marmorea, maar is groter. Beide soorten zijn echter heel erg variabel en moeilijk in algemene zin te omschrijven. De spanwijdte varieert tussen de 23 en 26mm.

De larven worden in het voorjaar actief en eten van de jonge spruiten van de waardplant. Ze spinnen dichte gangetjes langs de stam en takjes van de waardplant en eten de jonge blaadjes vanuit deze bescherming op. In juni verpoppen de rupsen in grijze kokons die in of aan de bestaande gangetjes worden gemaakt. De waardplanten zijn sleedoorn, dwergmispel (Cotoneaster) en meidoorn, ook aangeplante exemplaren. Soms wordt enige schade aangericht in de tuin.

De roodstreepmutsjeslichtmot vliegt vooral in juli en augustus. Het dier is alleen 's nachts actief, maar komt gemakkelijk op licht af. Het is een soort van zandgronden en komt redelijk veel voor in de duinen, het Gooi, de Veluwe en het Rijk van Nijmegen. Elders schaars en vrijwel ontbrekend in de vier noordelijke provincies, de waddeneilanden en de kleigebieden van Noord- en Zuid-Holland. Ook elders in Europa voorkomend maar meestal tamelijk lokaal.

Deze soort staat vooral bekend onder de oude wetenschappelijke naam Numonia suavella.